Hieronder vindt u een overzicht van de basisprincipes van het Jenaplanonderwijs. De Nederlandse Jenaplanvereniging heeft deze twintig basisprincipes vastgesteld.
De principes vormen de gemeenschappelijke basis en geven de normen en waarden aan voor het denken en handelen.  Ze geven ons als school mede richting en helpen ons om het onderwijs iedere dag vorm te geven.

Onze visie op de mens

  • Elk mens is uniek: zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
  • Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen, ongeacht afkomst of culturele achtergrond. Zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid zijn kenmerken van die identiteit die wij op onze school stimuleren.
  • Voor het ontwikkelen van een eigen identiteit heeft elke mens persoonlijke relaties met andere mensen, met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur en met de niet zintuiglijk waarneembare werkelijkheid nodig.
  • Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken
  • Elk mens wordt als cultuurdrager en cultuurvernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.

​​​Onze visie op de maatschappij

  • Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
  • Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt.

 Onze visie op school

  • De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze staat in open wisselwerking met de maatschappij.
  • In de school hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot pedagogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
  • De onderwerpen en thema's in de school worden ontleend aan de werkelijkheid. De activiteiten in de school hebben daarop betrekking, of ondersteunen die.
  • In de school wordt met pedagogische middelen in pedagogische situaties gewerkt.
  • In de school wisselen de basisactiviteiten - gesprek, werk, spel en viering - elkaar ritmisch af.
  • In de school vindt overwegend heterogene groepering plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, om het leren van en zorgen voor elkaar te stimuleren.
  • In de school wisselen gestuurd en begeleid onderwijs en zelfstandig bezig zijn elkaar af. Daarbij speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol.
  • In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in, met als basis ontdekken, onderzoeken en ervaren.
  • In de school vindt beoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind, in samenspraak met hem of haar en met zijn of haar ouders.
  • In de school wordt erkend dat er permanent veranderingen zijn. Reflectie daarop vindt in wisselwerking tussen denken en doen plaats.